ANTIOCHUS en STRATONICE. 3» a©ï?ï?aa» r/ctio-i-^c/naal Ac/ vA&aepuAtt'/den van Het scheen als moest stratonice Het puikjuweel der vrouwen, Slechts voor seleucus dappren zoon Betooverd door haar godlijk schoon Het levenslicht aanschouwen. Doch 't wreede lot vergunt hem niet De reinste vlam te kweeken. De jongling zwijgtmaar 't kwijnend oog Van stille tranen nimmer droog Vervangt het vurigst smeken. Te goed verstond stratonice De stomme taal dier oogen. In smart verzonken lag zij thans Wanneer de maan met zilverglans Haar rustbed had omtogen. 8

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 149