126 Hij trad dus in zijn keukendos Den strijdren in 't gemoet Maar ach het was des vijands heir! Hoe beefde de arme bloed De vijand had gezegevierd Zelfs zonder slag of stoot En trok nu fier de slotpoort in, Daar niemand weerstand bood. Men vond den Ridder op het laatst Vreesachtig als een muis Verscholen in zijn vliegenkast Verschanst door een fornuis. Heb meêlij (sprak hij)'k ben van schrik »Gansch buiten mijn verstand, Ik wachtte u met een rijk diner »Maar t vleesch is aangebrand. »Gij ziet, ik ben u welgezind, »Doch 't vuur was al te heet.» Het antwoord was een lnid gelach In plaats van de oorlogskreet.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 162