140
meest bekend is geworden begint met bet jaar 1339
te weten met de reeds boven vermeide gift van Graaf
wuiem IV. De brief, dien diederik van Mathenesse
daarvan ontving, luidt als volgt AVi mui» Grave
"van Ueynnegouwe enz. maken cond allen luden dat
»wi voir ons, ende voir onsen nacomelinghe gheghe-
»ven hebben, ende gheven Heren diederic van Mathc-
»msse Ridder omrne trouwen dienstdien hi ons
«ghedaen hevet, ende noch doen sal, onse Burch, die
«staet buten ane Sciedammeende ghehieten es 't
»huys te Riviren mitter singhele ende mitten boem-
»gairde also alst begrepen es binnen den utersten
«sloten van ons eude van onsen nacomelinghen te
«houden ten rechten liene. Voert hebben wi Heren
«diederic voirsz. ghegheven vyftien pond Hollands
«tsyaers van ons te houden te liene te sinen live,dair
«wi hem voren bewyst hebben elf morghen lands ende
«vier hond geieghen bi den ouden dikeende men
«heet opdenHc('), ende ene morghen lands, die wi
«hebben in Matcnissc te ghebruken alsoe langhe als
«hl leeft. In orconde enz. Ghegheven in die Haghe
«Sonendaghes voir S.Katrincn dach in'tjair XXXIX» (f).
Het verdient opmerking dat wij hier dus met een
erfelijk leen te doen hebbenen dat deze brief ten
duidelijkste bewijstdat het oudtijds zoo genaamde
Op den Hem heet nu hij verbastering Hoogenban.
(t) v. Mieris, Charterboek, D. I. bi. 024.