142
als geen aanzienlijk gedeelte der bedoelde landen zijn
eigendom geweest was. Bij de vergunning der Hoog
heemraden werd bepaald dat zoo iemand van de be
zitters der landenbij de bedijking schade mogt lij
den en zich deswegens bij het Hoogheemraadschap
beklaagde, Heer dzhiei of zijne nakomelingen hem
daarvoor schadeloos moesten stellen en dat hij in
geval men den dijk mogt willen opgeven en laten ver
vallen, gedurende 4 jaren daarna verpligt zoude zijn,
de schaden te vergoeden die daaruit zouden voort-
spruiten.
Korten tijd hierna braken in Holland de geschillen
der Hockschen en Kabeljaauwschen uit. Hierbij kozen
bijna al de steden aanstonds partij voor willem V en
de Kabeljaauwschen j doch de meeste edelen wier magt
door het toenemend aanzien der steden aanmerkelijk
verminderde schaarden zich aan de zijde van marga-
retha. Met mathekesse was dit nogtans het geval niet.
Met slechts eenige weinige andere edelen verbond hij
zich even als de steden aan de zaak van wieeem Ven
ondervond daarvoor spoedig 's Graven gunstbewijzen;
welke in de eerste plaats daarin bestonden dat de
Graaf hem in 1355 vele landerijen schonk, aan beide
zijden der Schie gelegen, tot aan den dijk daar het
Huis te Starrenburg op staat, om er zijn Huis te