168
Streelend en zoetals des minnaars die zijn verkozene
r toespreekt.
Schud dan de staatszorg af, en geniet de bevallige lente
't Somber gelaat van den winter verdween, en de dar
tlende sneeuwvlok
Smolt in tranen bij d' afscheidsgroet hares stervenden
vaders.
Kom. Vriend, en verpoos u! Zienatuur is verrezen
Uit haar doodslaap zielsrustkracht en genoegen ver
spreidt zij
Volkeren scheppen het kwaadnatuur strooit bloe
men in 't leven.
Waarom toeft gij, o Vriend! staag tusschen de muren
der Hofstad
Hemelsche droppen kussen de windsels der wordende
blaadjes
Los; 't ontworstelde groen spreidt over de paden een
tent uit.
Daar verliezen de stralen der zon zich en zinken in
schaduw»
Badend in stroomen van lichtverheffen de vogelen
't feestlied
Smeltend rollen de toonen de raven vergeten het krassen,