YADER MARTIN,
Het zilverwit van tachtig jaar
Versierde vader martin's hair.
De grijsaard de eer van 't vlek en 't oord
Stiet op zijn krukje stromplend voort;
En hield, door 't jarental bezwaard,
Het grijze hoofd gekromd naar de aard.
In 't vlek minde elk hem, klein en groot;
Bij ieder fee.st werd hij genood
Men vlocht bij oogst- of hoogtijdsdans
Altijd voor hem den schoonsten krans
"Want martin was zoo zacht en goed
En wraakte niet het vrolijk bloed.
't Werd Pinksterfeesten de eerste nacht
Werd zingend dansend doorgebragt
En groot en klein hief 't liedjen aan,
En dartelde bij 't licht der maan.
Slechts de oude martin toog alleen
Naar zijner vrienden grafplaats heen.