185 De nacht was schoon 5't was stil in 't rond, Slechts langs den doodschen kerkhofgrond Blies 't zoele windje een koeltjen aan, En suiste door de rozenblaan Van 't struikje, dat door liefdes hand, Op|'t graf eens jonglings was geplant. Daar zat nu de oude martin neer En sloeg het oog naar 't starrenheir; En knielde op 't graf waar anna sliep Vol warme godsvrucht neêr en rie- Acligoede God verhoor mijn bèe En voer me in 't oord van licht en vree Geen vriend of maagschap heb ik nu. Zij zijn, God! sints lang bij U. 'k Zweef eenzaam hier met zorg en pijn En 'k zou zoo graag daar boven zijn Ach lieve God wat doe ik toch Zoo lang hier op uw aarde nog?» 'k Ben immers oud, en levenszat Mijn geest is stomp, mijn ligchaam mat! Met zilver is mijn kruin bedekt IViets dat mij hier meer lokt of trekt Ach, neem mij tot u, goede Heer! En leg mij stil ter ruste neêr.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 225