I)E TWEE BULTENAARS. (Voorgelezen in eenLetterkundig Genootschap.) 'k Heb lang in. sombre maatgezangen Gestreefd naar 's Dichters doel, En tranen van gevoel Getooverd op der vrouwen wangen. 'k Heb al te vaak legendeuw bontgekleurde tooi Bedekt met aaklig zwart in duistre smartverhalen En me op uw erf gewaagd droefgeestigheid ten prooi 'k Wil thands den boert mijn tol betalen. 'k Wil niet doen weenen maar doen lachen; 'k wil een glans Van blijdschap lokken op der schoonen aangezichten Ofschoon de najaarszon aan 's hemels graauwen tran» Geen enkle blijde straal doe lichten 1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 227