188
'k Wil vrolijk zijn de punch vlamt in den nap
JVew-Castles koolgruis doet de wang des kachels gloeien
Het minzaam driemaal drie van Pindus jufferschap
Daalt statig neer mijn verzen vloeien.
'k Vang aan! De voortijd schuift gordijn
En sluier weg de nacht der jaren
Wordt morgen 'k waan me aan Febus diclitfestijn
En zing by nektardrank en lieflijk ambrosijn
't Yerschillend noodlot van een koppel bultenaren.
Leent allen aandacht by 't verhaal
Want schoon 't van poëzij ontbloot is
Toch is 't, en dat 's een zaak, die groot is,
Niet arm aan lessen en moraal.
Leent mij uw aandacht dus, het onderwerp ter liefde
Hoe vol onevenheid het zij
En voegt, als my somtijds der mannen oordeel gr.*oM~
Uw pleister, vrouwenschare er by.
Hoe diep en wreed de wond moog' wezen
Uw zalving zal haar ras genezen.
Eens leefde er, ('t is zoo lang gelecn
Dat ik het jaartal heb vergeten,)
In Akens Keizerswaleen man, maar half te vreèn
Ofschoon 't hem schaars ontbrak aan noen-of vespereeten.
i