192 Want allen, die hier saamvergaard Aan drank en spijzen gretig brasten; Zij waren geen gewone gasten Maar lang begraven onder de aard. Alleen door 't wondervol vermogen Der grillige Sijlvesternacht Had elk het stofkleed aangetogen, En toefde hier bij tafelpracht Tot hem de klok van één verjagen En weer zijn lijkhemd zal doen dragen. Treed sprak aan 't einde van den disch Een vrouw, gelijk een roos zoo frisch Treed nader brave fidelspeler Gij hebt uw wapen bij de hand Vat fluks uw strijkstok aan en streel er Ons de ooren mede als muzikant. Het nagerecht is opgedragen Reeds gaan morel en gember rond IVu is 't, speelman! ons behagen Te dansen tot den morgenstond. Gij zijt door ons thands uitgelezen Om maitre de ballet te wezen. Maar licht lijdt ge aan dezelfde kwaal Waaraan uw broeders laboreren

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 232