194
De speelman dronk op een der blikken
Der dame, zonk de disch in de aard
En zag men twee aan twee geschaard
't Gezelschap tot een walz zich schikken.
Vriend bakkes nam zijn instrument,
En speelde als had hy leeren speelen
Bij Strauss een walz elk onbekend
Maar die toch ieders oor moest streelen
En 't dansend lofchoor van den dood
Een voorsmaak van den hemel bood.
De walz was uit bij 't fakkelglansen
Ging 't op een statig country'dansen
Nu speelde haws of meijerbeer
Met onvergankbre glans omluisterd
Een maatzang hem had toegefluisterd,
Die Satan klinken moest ter eer.
De countrydans was afgehuppeld
De laatste cavalier boog fier
Maar 't voorhoofd rijk met zweet bedruppeld
Zich voor zijn dame vol van zwier.
Daar doet weer bakkes veêl zich hooren
Quadrille kom ons oog bekooren
De stem van een Amfion roept;
Ja acht bij acht te saam gegroept
Ziet bakkes bij den klank der snaren
D*» dooden nieuwe wellust garen.