198
Zijn vrouw zag 't licht der vreugde stralen.
En toen de blondgelokte Auroor
In 't Oosten rees op vlamgewiegel
Wam hans een hamer en een boor,
En sloeg een spijker naast zijn spiegel,
En hing daaraan zijn snarenspel
Zijn vedelen met vochtige oogen
Sprak hij 'k heb me in u niet bedrogen.
Kust aan den wand; 'k zeg u vaarwel!
Kaar leefde in de eigen stad, waar baks door plutus guns
ten
Kus werd gezegend, nog een zoon der sclioone kunsten
Kie ook door 't snarenspel in't daaglijks brood voorzag
En op wiens rug almede een eeuwge ransel lag.
Kees orfeus hoorde (want schoon hans zijn vrouw het
zwijgen
Had opgelegd de zaak moest spoedig melding krijgen
Een' vrouw toch wist ze en dan gaat ze als een loopend
vuur
In't rond onze orfeus dan wist, hoe in't spokenuur
In de oüjaarsnacht zijn bult-en snarenspel collega
Goud won, en bult verloortotblijdschap van zijn ega.
Hoe smachtte hij naar 't uur als weer bet oude jaar