200
Weer zat met vrolijk banketteeren
Bij zoet genot van spijs en wijn
Een rei van dames en van heeren
Geschaard aan 't oudejaarfestijn
Dezelfde schoone die mijn hannes
('k Ben nu vergeten, hoe haar van is,)
Verlost had van zijn zware bult
Was weder president der tafel
En sopte weer gebak en wafel
ln 't drinkglas zoo vol smaak verguld
Maar schoon ze er uitzag om te stelen
Geen enkel woord mogtuit haar mond
Het oor van trotschen jurgen strelen
Die met zijn hoed op voor haar stond.
Ontdek het hoofd, dus sprak zij, vlegel!
En maak een buiging, of mijn hand
Zal u, gelijk een houten kegel
Doen rollen langs het kerkhofzand.
Wat voert u hier?
Wèl om te schransen
Tot dat ik dik ben als een ton
En tot de komst der lieve zon
U bij myn vedel te doen dansen.