201 Maar hebt gij', voor 'k mij nederzet, Om hoenderbraad en kalfspoulet En hazenpeper in te slikken Geen wijn om me eerst wat te verkwikken1* «Geen loon vóór men gearbeid heeft Dus spreekt wel spijtig, doch beleefd De dame en op haar wenken dalen Pasteien, wildbraad, feestpokalen, En 't kerkhof stelt bij fakkelgloor Niets dan een ruime danszaal voor. Ten dans dan (roept met onbeschaamdheid Bult jorgew uit) wie in den schoot Der aard geheel een jaar gepraamd leit, Speelt eens in 't jaar graag op zyn poot. Ten dans ik zal als slingerapen U meer dan aardsche vreugd doen rapen. Gij zult Wij zullen niets dan 't geen Wij willen, spreekt de lioofsche dame, Verrichten schoon om dwaze reen Een opgeblazen zot zich schame. Speel op! en geef door uw muzijk Van kieschen smaak en kennis blijk.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 241