202 En jtRGEN begint bij het klinken der snaren De voeten te leiden der dansende paren; Maar hoe Irj zich inspan', hoe zuiver hij speel' Geen vreugde is de dansende paren ten deel, Want wanklank is de uitkomst van al zijn bemoeijen, De toonen die vrolijk zijn snaren ontvloeijen, Zijn sombere akkoorden, en 't somber gezang, Kleurt danser en dame van vreugde de wang. Zijn walz is een lijkzang de vreugdgalopade Herinnert aan kerkhof, geraamte en aan spade De zoete gavotte is door hem een kehraus Bezield door 't genie van liet walzgenie straüss. Cosaque allemande en de hofmonuette Nog nimmer ontheiligd door krachtpirouettc Van hornepiep entrechats en balance Zij dragen thans 't beeld van de bandloosheid mee. De mannen zijn dronken en toch niet beschonken. De vrouwen verspillen beur toovrende lonken. Zij draaien, zij zwaaien, zoo bont in het rond, Als of haar het leven bij levenden vond. Hans jorgen geen zorgen verdrukken noch plukken 1 Zijn vruchten slaakt zuchten van zuiver verrukken. Dat gieren dat zwieren is jorgen zoo schoon Bij heeftdus denkt de ezelhet schitterendst loon

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 242