205 Ach, (gilt ze in wanhoop) vreeslijk wonder, Twee bulten draagt mijn man voortaan. Twee bulten klaagt hij 't is verloren Terwijl zijn hand de zaak doorzoekt Ja, 'k ben van achtren en van voren Gebogcheld jurgen is vervloekt; Maar in mijn wambuis zult gij vinden Wat mij de tocht deed ondervinden Ten spijt mijns dubblen bults onthoudt Zich daar een schat van blinkend goud. De vrouw gehoorzaamt onder weenen Geeft zij hem 't wambuis over want Niets houdt zij in haar poezle hand Dan ruwe en harde keizelsteenen. «Ach! riep zij waart ge 't huis gebleven Met uw bescheiden deel te vreên Geen tweede bult waar u gegeven Ach! hadt ge er niet genoeg aan één y> Maar zwijgen wij 't moog velen leeren Dat zy die van verwaandheid vol Naar 't goed van anderen begeeren Niet zelden varkenshairen scheeren In plaats van vette schapenwol. A. van der noor J

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 245