2
fatsoenlijk iswil ik gaarne gelooven. Gij
behoeft er niet op te zwerenMijnheerzwijg
maar Doch wie is meer diefachtig Zij stelen
beiden, bij dag en bij nacht; maar de gaauw-
dief is ten minste zoo zedigdat hij op de vlugt
gaatals er houd den diefgeroepen wordt.
De geschiedschrijver blijft stelenzoo lang er
wat te verdienen iswant daarom is het den
een' zoo wel als den anderen te doen. Ook
dit nog een straatdief steelt met een zekeren
smaak hij ziet naar de waarde en hoedanig
heid der dingende geschiedschrijver geeft
alleen acht op de kwantiteitde kwaliteit is
hem tamelijk onverschillig want de boeken
MijnheertjeJ worden niet naar de kwaliteit
betaald een cent een bladzij is eene aange
nomen wijze van rekenen, mits de boeken
in groot octavo zijn. Eindelijk heeft een
beurzensnijder ook dit voor hij behoeft
alleen te vreezeu voor regtersdie te zamen
slechts één wetboek hebbenen met dat wet
boek in de hand hem duidelijk en gemotiveerd
aantoonendat hij noodzakelijk gehangen