19
moest de groote man spreken. Deze maakte eene
eerbiedige buiging, en begon met eene liefe
lijke stemzoo dat ieder meende poëzij te
hooren hij had de pen aangegord, om het
Vaderland rust en vrede te hergeven zijn doel
was edel. Die aan zijne woorden gehoor gaf,
had niets te vreezenmaar wee hemdie
weèrstand boodhij zou de scherpte van zijne
pen voelen. Hij was de eenige man in Europa,
die het groote pleit konde beslissen. Hij had
gelezen eene vertaling van iiomerüs en was
bekend met de schriften van hennebo. Hij had
gehoord (met schrikbarende lange ooren) den
grooten fokke simonsz. wat liet die man zijn
goede hoorders lagehen (die zulke lange ooren
hadden, als de Recensent).
Van piet boddaert bezat hij al de rijmen,
van vader cats het eerste deel. Hij had van
buiten geleerd de versjes van van aipiien en
was zeer ingenomen met den Haagschen Licht
mis. Reintje de vos kon hij niet dulden
maar vond zoo aardig het proces van overbf-eke
tegen zijn holle kies; las focquenbroch met