24 Zij wekte wen ik lager gleed Met zachten vingerklop Die heel mij 't ligchaam trillen deed, M j blijden sluimraar op Zag mij zoo vriendlijk aan en teer, Terwijl ze een kus mij bood Dat ik niet zeggen kan hoe zeer Mij toen de vreugd doorvloot! Ik huppelde vol weelde daar Als in een lusthof rond En koelde met m"n vlerkjens haar De blosjens om heur mond Maar aardsch geluk is louter spel Dat slechts een wijl vermaakt Die zoete droom ontvlood mij snel En ik ik was ontwaakt. Naar holty. S. .1. v. n. B.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 58