38
Dan rijst mijn bee, en'k pleng geen tranen meer
Uw wil geschiê de mijne nietHeer
Enals dan soms een vlaag van weifelmoed
't Vermetel waarom* me op de lippen legt;
Of, als het vreeslijk denkbeeld mij bekruipt,
Dat 'swerelds leed te zwaar is voor mijn kracht,
Et 't leven vaak voor zegening een straf
Als 't alles doodscli en donker om mij is
Dan lispt in Englentaal 't geloof mij toe
En 't biedt mij troost voor 't fel geschokt gemoed.
»'t Is wèl gedaan, wat God, uw Vader doet.»
Genadig God! schenk mij dien Christenzin,
Dat nooit berusting en geloof me ontvliên.
Doe Gij vol moed mij voorwaarts gaan op 't pad
Waarop Uw Vaderhand mij heeft gevoerd;
En leer mij steeds dat groote woord verstaan
Dat me eiken dag hernieuwd in de ooren klinkt
Gij zijtmenschslechts pelgrim op deze aard,
»Maar door 't geloof den hemel aanverwant,
Daar ligtdaar ligt uw beter Vaderland