Klagt eener Moeder ï»ij Etet lajfe van Eiaren zoon. Neen daarom ween ik nietomdat de wil des Heeren Mijn' teergeliefden zoon mijn' «engen mij ontnam. 'tVerlaten van deze aard kon slechts zijn heil vermeêren, Zijn plaats was niet beneên hij ging van waar hij kwam. Maar 't denkbeeld grieft mij diep en daarom moetik weenen Wijl ik alleen bleefstaan op 't moeilijk levenspad} Dat men mijn' echtgenoot reeds bragt ter rustplaats henen En dat hetzelfde graf mijn stof nog niet bevat! Of wat zou langer nog me aan't nietige aardsche boeijen, Mij langer bouwen doen op ras verstoven zand? Neen! reine hemelmin doet mij den boezem gloeijen Daar mij het weerzien beidt in beter vaderland. 0! wierd weldra mijn geest in zuivre hemelkringen, Door God vereenigd met mijn' echtgenoot en zoon 0 mogten wij te zaam het heilig hallel zingen Den lofzang stijgen doen tot 's Allerhoogsten troon

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 73