OP EEN' ZELFMOORDER. Neen nog geen twintig jaar en reeds had hij, ontzind Bezoedeld en geknakt wat hier op aard bemind Geheiligd wezen kan. Aan 't geen zijn hand beroerde "Was alle glans ontroofd. De bleeke wellust voerde Haar dienaressen op zijn glibbrig spoor om hem Te lokken naar heur krochtmet tooverzoete stem. Zijn levensgeesten dag en nacht bij drinkgelagen Verkwist, verteerden als de was, die 't licht mag schragen En voeden voor een poos maar met de vlam versterft. Gelijk een vlinder die van bloem naar bloemen zwerft Zocht hij genot; maar jagt, noch wufte zinvermaken Vermochten ooit hem waar genoegen te doen smaken Óndanks zijn pogen bleef verveling hem nabij En stond hem grijnzend waar hij vlieden mogtterzij Des daags bij wellust's nachts aan zijne legerstede Dus droeg hij zelf in 't hart zijn eigen kwelgeest mede Want nimmer dacht hij, hij cjcloofclc niets, maar laf En lastrend als waar 't groot en roemrijk, 's hemels straf

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 77