loszinnig te weerstaan bespotte hij ligtvaardig
Wat goed en heilig is en voor den mensch eerwaardig.
Alom aan 't hoofd te zijn, was 't wat hij schaamloos
zocht
Hij kocht zich liefde en had (kon hij 't) zijn' God
verkocht.
IVatuur met al haar schoon in hemel en op aarde
Waarin zich de Almagt zoo nadruklijk openbaarde
Ontroerde nooit zijn ziel. nem walgden hof en slot;
Zijn moeder was hem last, haar tranen hem ten spot.
Ten laatste ontzenuwd met zichzelven ontevreden
\oor liefde, ja voor haat onvatbaar, en op lieden
Met walging in 't verschiet van morgen reeds verzaad
Zocht hij, der wereld moede, in 't eind bij 't vuur
roer baat.
Kn gruizelde de kelk des levens hem geschonken
Gelijk een feestbokaal ter helft niet leeggedronken.
Gij jongling f waart van deugd en zielskracht en verstand
Vervreemd k beklaag u niet. Als 't scherpe kouter 't
land
Doorsnijdtwiens traan zou dan den distel nog be-
sproeijen
Maar wat ons oog een traan van weemoed doet ont-
vloeijen