46 Gestorven van wiens deugd geen sprankje in u mogt gloren Hoe zal'twen zich voor u zijn graf ontsluithem storen Wanneer de vloekbeê die alom zich luid verheft, Om al uw euveldaanhem in zijn sluimer treft? Maar gij wien rijkdom zonde en zonde zelfmoord baarde Die magtloos leefdeten die 't leven derftals de aarde Ten ballast, die misschien een naam nog hebt verwacht Yan zulk een gruweldood uw aanzijn keere in nacht Verlaat het feestmen zal om u geen fakkel dooven Zink in den stroom gij zult hem 't spiegelvlak niet rooven Gewis deze eeuw heeft haar bestemming en zij spoedt Reeds snel haar tegen maar wat ook haar scliokke uw bloed Zal nooit den loop door God haar afgebakend storen. Uw sterven was een klank niet waardig aan te hooren Welnu, wat is uw deel na 't plegen van uw feit? Uw zonde beidde 't graf uw naam vergetelheid. K. S. Adama van scheltema. Victor Hugo gevolgd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 80