UliJfJEJF. Mijn vriend! gij vraagt mij, hoe het komt, Dat thans mijn lied geheel verstomt? Kan 't zijn, dat ge, in dees koude dagen, Nog zoo verbazend dom kunt vragen Begrijpt gij niet, hoe of de kou, Die zelfs den taaisten boer doet beven Zijn kracht doet voelen aan een vrouw Wier hoogste lust is, warm te leven? Mijn Muze vroeger fiks en rad Heeft heel haar zingenslust verloren Zij heeft een zware kou gevat Het goede mensch is half bevroren. En ook geen wonder inderdaad Want de oude Heer is vreeslijk kwaad En moeilijk om mee om te springen nij heerscht weêr op zijn ouden trant Haast loopen wij van Scheveningen Zoo eventjes naar Engeland. 'k Loop met een roode wollen das;

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 81