48
Een pet digt over 't hoofd getrokken;
Ja, Vriend! ik zeg het, zonder jokken
Ik stond zelfs in mijn winterjas,
Toen 'k gisteren een bijdraag las.
Maar om weêr op mijn stuk te komen
Mijn Muze dan is gansch niet frisch
Zij zit steeds hij den haard te droomen
Als of ze eene oude vrijster is.
En 't is een meisje, jong van jaren;
Wel niet zeer opgernimd maar goed
Met helder oog en blonde haren
En wangetjes als melk en bloed.
Haar kleeding was in vroeger dagen
Zoo netjes als gij 't wenschen kondt
Nu heeft ze een deken omgeslagen
En loopt maar in haar nachtjak rond.
Laatst kocht ze nog, voor heel wat duiten,
Om met de mode meê te doen
Een' mantelrood met zwarte ruiten
Van Engelsch of van Eransch fatsoen.
Nu zou ze wel naar Rusland loopen
Om daadlijk voor den wintertijd
Een heele lading bont te koopen
Maar ja! zij is haar centen kwijt.
J)at komt van al die vreemde kuren