49 Dat volgen van der vreemden tooi Men moet het vroeg of laat bezuren Al is 't in, 't eerst, ook nog zoo mooi Waarom geen eigen dragt gekozen Geen eigen Nederlandsch gewaad Een Muze moest van schaamte bloozen Dat ze aan den hand van vreemden gaat. Is eens de winterkou geweken Geloof mij stellig, waarde vrind! Ik zal eens ernstig met haar spreken Maar nu is 't praten in den wind. Ging zij nog uit 't zou mij bevrijden Van veel gehaspel en verdriet; Maar 'f meisje kan geen schaatsenrijden En narrenslede heb ik niet. 'k Zou graag met haar een' uitstap wagen Naar 't kermisleven op de Maas, Maar 't heugt me nog van vroeger dagen 't Is weinig wol bij veel geraas. Wat dus gedaan Mijn oude makker 1 Ik smeek u geef mij spoedig raad Hoe krijg ik de arme meid wcêr wakker, Dat zij op nieuw aan 't zingen gaat? Het best zal zijn ze in rust te laten En maar te doenwat haar behaagt Tot dat zij-zelv' begint te praten

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1839 | | pagina 83