Hulde aan de Nederigheid.
ïven als iedere dag zoo breng» ook ieder karakter
rijn eigenaardig Hebt voort.
L.
Te stervenhegraven te worden en vergeten to zijn!
Ziedaar het werk van eenige dagenop zijn hoogst geno
men van enkele weken; ziedaar het lot van velen vóór
onsvan) ons zelve welligt en van velen na ons.
En toch valt het niet te ontkennendat er iets be
koorlijks en [streelends ligt in het denkbeelddat men aan
ons na onzen dood nog denkenvan ons sprekenzich
nog iets van ons herinneren zal.
En wel verredat wij hieromtrent onverschillig zouden
zijnmoeten wij integendeelonze daden zóó inrigtendat
ze noch door schijnnoch door wezenaanleiding kunnen
geven, dat degenen, die na ons blijven, niet verlegen
behoeven te staannoch hunne toevlugt bij de welspre
kendheid moeten gaan zoekenom bij ons verscheiden iets
goeds, iets waars, ten minste iets dragelijks van ons te
zeggen.