117 Waarmerkt men al zeer ligt aanwaarom over den mensch hetzij dan bij zijn levenhetzij dan na zijnen dood gesprokende lofbazuin over hem gestoken en ten aanhoore van den lande de voortreffelijkheid zijner hoeda nigheden en de grootheid zijner deugden opgesomd? laat het van allenzonder onderscheid veeleer naen gij zult den eenenten koste der waarheid niet te hoog ver heffen den anderendoor hem te weinig lofs te schen ken geen onregt aandoenen u jegens een derden niet strafbaar stellenomdat ge hem in het geheel geen blijk van erkentenis waardig keurdet. Het is waardat de wereld zich, in het toepassen harer oordeelenevenmin gelijk blijft als in het uitdeelen harer giften; zoo onbillijk en onregtvaardig als ze dikwijls in het laatste is zoo voorbarig en partijdig gaat zij niet zel den in het eerste te werk. Maar wie is hetdie niet weet, dat op haar zelve, veeltijds, de gevolgen van deze hare onbedachtzaam- en vooringenomenheden nederkomcnme nige gift tochmet onbekrompen hand maar dwaselijk weggeschonkenstrekt meer tot oneer des schenkers dan van den beweldadigdezoo ook treft menige uitspraak meer den bevooroordeelden regter dan den door hem ver oordeelde. Het is waar, dat de wereld veelal liever de geurige wolken harer eigen offeranden van 't verheven en in goud gevat altaar doet opstijgen (al ware het slechts om daar van zelve den liefelijken reuk eens regt te genieten)dan zich verwaardigt een wclgevalligen blik te slaan op het-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1847 | | pagina 119