W. HAMEL IETS ÏEK NAGEDACHTENIS ViN Ik vlocht de lauwren hem ter eer Dieonversaagd in 't blank geweer Den dood der helden was gestorven. Ik knielde bij zijn praalgraf neêr, En sprak «De dappre leeft niet meer, Maar heeft onsterflijke eer verworven.» Ik vlocht van roos en mirt een kroon Voor 't meisje, rijk aan deugd en schoon, Maar als een grasbloem afgesneden. Ik riep haar' geest op droeven toon, En sprak «Een Engel voor Gods troon Zal u met eeuwig schoon bcldeeden.»

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1847 | | pagina 126