16
liet gevolg hiervan was, dat men iiaga die
den 14 Maart 1612 zijne toelating bij den
Keizer verzocht had, slechts als een bijzonder
persoonniet als een gezant van eene vrije en
onafhankelijke natie gehoor wilde verleenen.
liet spreekt echter van zelf, dat dit door
onzen gezant ten stelligste werd geweigerd, en
dat hij alle middelen beproefdeom zich uit
dezen moeijelijken toestandop eenevoor hem
en het Vaderland, eervolle wijze, te redden.
Openlijk verklaarde hij dan ookdat hij liever
zijn hoofd wilde verliezen, dan dat synen Ileeren
ende Meesters soodanighe cleynichheid ende ver-
achtsaemheyt soude aangedaen wordentot groote
vreucht ende triumphe van de vyanden derselfder
Eindelijk kwam hij dan ookdoor zijne onver
saagdheid en schranderheid alle hindei'palen
die hem in den weg gesteld warente boven
(lat de Vlamingen zoo noemden de Turken onswoeste
zeeroovers en arme schelmen waren. CannemaN, 1. c. p. 141.
Baudartiüs t. a. pl. bl. 179, sprekende van de kwade
handelwijze der vreemde ambassadeurs, voegt er bij «Ende
alsoo het hofgesin des Turkschen Keizers seer met de
geldsiekte gequelt is, ende derhalven met geschenken ende
gaven liehtelyk is te corrumpeerensoo en hebben de
boven verhaelde ambassadeurs geen geit gespaertmaar
hebben ettelyke duysent ducatcn te costen ghelegt om te
weghe te brengen dat de Nederlantsche Orateur re infecta
soude moeten verlrecken tot groote disreputatie ende ver-
kleininghe descr landen ende tot groote vrolickheyd ofte
blydlschap barer vyanden.
Baudartiüs t. a. pl. bl. 180.