KLOKGELUI. (In eene ziekte.) Ik lag en sliep door krankheid afgestreden En vond verkwikking in de rust Waarin het matte lijf, dat zoo veel had geleden Zacht en weldadig was gesust. Daar ril ik wakker, door het onwelluidend bommen an onze zware torenklok Wier bar geluid elk ander doet verstommen En die men digt nabij mijn leger trok. O wee! mijn hoofd! gebonsd, gekraakt, gespleten, Wat wreede kwelling toeft den mensch toch op decz aard Dit klokgebom het mag een pijnbanks-proeve beeten, Der heilige Inquisitie waard Iloe lange noghoe lange zal het duren Eer 't tijdstip der verlossing daagt?... «Zes weken lang, en eiken dag drie uren." Maar waartoe toch? Nog eens gevraagd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1848 | | pagina 143