32
Do schoonheid kan hier niet meer prijken
Daar allen aan elkaar gelijken.
Hier legt de vorst zijn koningsstaf,
llicr werpt de slaaf zijn boeijen af,
Hier golven pracht- noch purperkleeden
Geen lompen dekken hier de leden
En waar men 't meest naar heeft getracht
Daaraan wordt hier niet meer gedacht.
Hier is geen doelhier is geen streven
Hier is geen werkkringhier geen leven
Hier is geen dag, hier heerscht de nacht.
Hier hoeft de mensch zijn loop volbragt,
En tot den eeuwig jongsten morgen,
Dl ij ft aller lot bij God verborgen.
J. LECIINER.
1840.