Dan 7.uit gij niet aan God meer vragen Of nog uw huis Zijn' vloek moet dragen Waarom uw vader op 't schavot, Ook reeds vermoord werd als gevreesde patriot? Ohet is meerder zoet ln vroomheid tot den Heer te zeggen 't plcgtigAmen Dan dal men reden vraagt, van wat Zijn wijsheid doet. Sta, Graaf de Neuillyrang en namen, Blij moediglij k dan af, voor 't geen geen troon u hood: De zielrust is op aarde een kostbaarder kleinood. Of mogt ge onschendbaar die bewaren? Vergeef die vraag me! uw grijze haren Die leggen mij het zwijgen op. Die oordecle, zie toe, dat niet de vloek zijn' kop Met scherper oordeel treft Het rigten past aan God Gij die naast Hem gezeten Eens regtspraaktobedenk dat niets u ook ontheft Aan Zijn regtvaardigheid't Geweten Zij u uw rigtstoel danhet zwijgt in 't openbaar Maar spreekt in de eenzaamheid bewimpeloos en waar. Straks zal de laatste morgen dagen: Dan zijn zij die hier kroonen dragen Aan d' armen bedelaar gelijk. Die hier het deugdzaamst was, zal in het Hemelrijk, Dit is van God beloofd Eens koning zijn. Mogt gij dan zulk een kroon ontvangen Die unoch factiegeestnoch razernij meer rooft Vaarwel, onttroonde Vorst, uw gangen Zijn in des Heeren handllij rigt die wijs en goed Ja diepe wijsheid is 'tal wnt Gods Almagt doet! Vlaar din gen19 Maart. 1848. j. c.evi

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1849 | | pagina 146