no Waarheen ook uw bestemming zij, aan welken lioek der aard' Daar brenge men hem hulde toe, zijn eedle daad zoo waard, 't Zij gij naar 't westlijk werelddeel uw bodem heenen wijst, Of daar waar eiken dag de zon met nieuwen glans verrijst, Waar 't wisslend lot u voeren moog', aan 't verst verwijderd strand Verhooge men zijn naam en lof, met dien van Nederland. Zweef steedsmijn Vriend gelukkig voort op 't vlak van d' Oceaun Dat nooit uw hart de noodkreet slaak' Behoed ons wij vergaan V Geen rots of klip zij voor de kiel tot aanstoot, waar ge ook zijt, Blijf, waar gij met de Beyling toeft, van tegenspoed bevrijd; Voer rijke schatten, kan het zijn, naar 't lieve Vaderland, Zoo geev' de welvaart werk en broodtot heil van eiken stand Zijt steeds het voorwerp van Gods zorg op de onafmeetbre zee, En leef gelukkig hier op aard'dit Vriend! is mijne beê. 25 Mei 1849. p. sanders.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1850 | | pagina 122