19 Wat staat of kerk beroeren moog', Hij voert in huis geen twisten. Hij leeft zijn dagen door in rust, Van wèl volbragten pligt bewust, Als burger en als christen. Hij doet in stilte 't eerlijk werk, En bidt tot God voor staat en kerk. Een ander zinge op hoogen toon Van roem en praalgesteente, De zegen van een vroom gezin Gekweekt voor deugd en menschenmin, Volgt eens zijn koud gebeente. In huis wordt hem de roem bereid' Door tranendie de liefde schreit. Zoo worde aan 't heil van eigen huif De kroon der eer geschonken. Wie naar 't gedruisch der wereld dorst, Is slaaf, al klinkt zijn titel vorst, In eigen boei geklonken. Een hart vervreemd van huis en haard Blijft arm, bij al de pracht der aard'. r. J. V. DÜSSEAU.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1851 | | pagina 107