25 Al sjilpt en trippelt gij zoo blij Arm Muschjezonder vreezen Straksals uw herfsttijd is voorbij Zal dat uw lot ook wezen. De sneeuw is dan uw teeken: Geen listgeen booze treken Geen net, geen vogelaar De honger bedelaar Nu rust hij, die hier onder ligt, Dat mag men rusten heten Der armen onrust heeft gowigt Meer dan de rijken weten. Rust zachtuw deel was 't zelden Waar zorg en onrust kwelden Hier drukt u geen bezwaar Rust zachto Bedelaar. De werelddie den rijken eert Liet hier haar onregt slippen Al grijnst zij nogwaar zij regeert Daar zein haar dwaalbegrippen Hier noch een praalgesteente Noch zerk schonk op 'tgebeente; Dat krenkt hier niet een haar Zacht slaapt de bedelaar.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1851 | | pagina 113