2G
Al zijn de menschen zelfs zoo boos
Dat zij nog wuft verachten
Een stof, hetwelk zij liefdeloos
Een hoek slechts waardig achtten
Het stof, dat God verdeelde
Kent armoêstandnoch weelde
Hier mengt het zich te gaar
O O
Van vorst en bedelaar.
Wat zal die beedlaar Boven zijn?
O Baadseldat geen mensch verklaarde
Een waarheid is hetdat de schijn
Bedrog verkoopt voor waarde;
Dat wij in arme kleeren
De deugd te schaars waarderen:
Maar dat geen Englenschaar
Miskent den bedelaar.
Vlaardingen 1849.
J. G-E IJL.