30 't Wordt lente het aardrijk verjcugt nu! Gij, Vaders en Moeders, verheugt u! Een wijleen de botten en knoppen ontspruiten Om als uit haar kiempjes de hope te ontsluiten, Dat 't hartje des bloesems zal zwellen tot vrucht. Die hope gekoesterd en niet meer gezucht! 't Wordt lente het aardrijk verjeugt nu! Komt, Ouden van dagen, verheugt u! Nu spoedig het hoekje der haardsteê ontvloden De koest'rende zon komt u lokken en nooden, Om nog eens de ontluikende lente te zien Och, mort niet 't is voor u de laatste misschien. 't Wordt lente het aardrijk verjeugt nu Komt, Zorgvolle harten, verheugt u! De nev'len verdwenen; de dagen verlengen Pomona en Ceres beloven te brengen Haar hoornen, gevuld met het keurigst gewas, Geen zorgo of kommer komt nu meer te pas! 't Wordt lente het aardrijk verjeugt nu! Gij, Lijdenden, gij ook verheugt u! Want zijn aan natuur nieuwe krachten herrezen De lente kan u ook ten redster soms wezen: De zwoele zuiwindjes waar alles naar smacht, Bezitten betocvrend herstellende kracht.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1851 | | pagina 118