31 't Wordt lente het aardrijk verjeugt nu! Bedroefden, och weent niet, verheugt u. De kerkhof-cipressen hernemen straks luister, En hullen uw graven in schaduwrijk duister: Dan schudt ook de vlinder zijn kluisters wéér af, Gij weet, hij herleeft dan en rijst uit het graf. 't Wordt lente het aardrijk verjeugt nu! Gaat nu uit uw stulpen verheugt u Armen! de werkzame bijen verlaten, Haar korven en maken uit bloemstof dukaten. Zij gonzen en snorrenenzij het niet veel Zij nemen aan 't jeugdige leven toch deel. 't Wordt lente het aardrijk verjeugt nu! Komt allengijRijkenverheugt u Straks treedt gijop rozenuw kudde zal dartlen In 't park, waarneven uw goudvïsschen spartlen, En ziet uw fonteinen ontkwamen den boei En 't spattende water geeft frischheid en groei. 't Wordt lente het aardrijk verjeugt nu! "Viervoetig gedierte, verheugt u! Zingt vrolijk uw lied'ren gepluimde tresoren! Siert weêr onzen bloemhof als immer te voren, Gij, starren der aarde! En, kind'ren der vliet, Komt dartelt en spartelt en speelt en geniet!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1851 | | pagina 119