H'JWELIJSSraiSCK AAN MIJN' VRIEND F.N VRIENDIN n. s. (At c. k. Wien, wien zou de borst niet zwellen, Wien zou 't hart niet feller slaan Als hij zijne medemenschen Met Gods zegen ziet belaan Wie, die liefde voelt in 't harte, Juicht dan niet met dankbre vreugd? Wien toch maakte 's andren welzijn Nimmer 't koele hart verheugd Wie ook, koud en ongevoelig, Andren hun geluk benijd, Mij, mij maakt mijns naasten vreugde Mede vrolijk en verblijd. Moog niet altijd luide vreugde Schallen in mijn vrolijk lied Ik benijd hem toch zijn' vreugde En 't geluk des levens niet.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1851 | | pagina 121