I
35
Vreugde, voorspoed, vergenoegen,
Zij uiv deel ten allen tijd!
Al uw trachten en begeeren
Zij der liefde toegewijd!
Zij, zij maakt het leven vrolijk;
Zij strooit bloemen van genëugt
Zij vertroost en schraagt in smarte;
Zij schenkt blijden hoogre vreugd.
Liefde, reine, zuivrc liefde,
Neergedaald uit hooger sfeer!
Hemeltelggij troost der menschheid
Bindt hun' harten daaglijks meer.
Gij, die menschenzielen adelt,
Hen verbindt voor de eeuwigheid,
Door u zij aan deez' mijn' vrienden
't Schoonste hnwlijksheil bereid!
Mag die liefde uw pad versieren
Rozen strooijen voor uw' voet,
Moedig 't pad dan ingeslagen,
Dat gij zaam bewandlen moet.
Is de kelk des levens bitter,
Liefde mengt in 't bittre 't zoet
Wordt u overvloed gegeven,
Liefde zegent d' overvloed.