38 Om in den permanenten nood Van huishuur, kleéren, schoolgeld, brood, Belasting en zoo voorts te zorgen, Van nieuws af aan, met eiken morgen. De dienstmaagd en de ambachtsman, Die spraken er met ophef van En kindors, niet gewoon te sparen, Begonnen nu aan 't centen garen Om, brak die feestweek voor hen aan, Met geld opzak ter markt te gaan, En dat, bij 't daaglijks vreugd vermeóren, In onschuld, vrolijk te verteren. Om meer dan ééne goede reên, Was me over dit besluit tevreên, 't Gaf menig meisje stille hoop Dat nu welligt een huwlijksknoop. Waarnaar ze lang reeds heeft gesmacht, En immer nog vergeefs gewacht Gelegd zou worden, vast en goed, Met hem, die blaakt van liefdegloed; Want, kermispret en ijsvermaak, Dat helpt het meest in zulk een zaak. De jongmans dachten even zoo; Die had geen tijd, deez viel wat bloó, Om 't voorwerp, waar zijn hart naar smacht Waarvan hij droomt in eiken nacht,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1851 | | pagina 126