47 Hier, was 't een koordendanserstroep, Die in het centrum eener groep, Van kinders, mannen en veel vrouwen, Hun kunstervaring deed beschouwen En daag'lijks werkte dat zij zweeten Om 't sober brood te kunnen eten. Daar steltendans en orgelspel Twee kasten van Polichinel, En elders weêr een schilderstuk, Waarop een vrees'lijk ongeluk, Een diefstalmoordbedriegerij Met al de aaklïgheid er bij Vertoond werd en ook geexpliceerd, Door raauw gezang gevarieerd. Men had al jaren lang gemord, En 'k hoorde 't ook nog binnen kort, Schiedam is toch een nare stad, In and're plaatsen is nog wat, Waar men eens met een vriend, vriendin, Of met zijn gansche huisgezin Naar toe kan gaan op zulk een tijd, Maar hier is niets geen aardigheid; Intusschen men noemt zelden bont, De koewaar men geen vlek aan vond En waar is 'twat hier wordt vermeld 't Is daarmee ook bedroefd gesteld.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1851 | | pagina 135