4#
Wat geeft het bal toch in den Doel,
Om daar in 't allerdrukst gewoel
Te staante zitten of te loopen,
En zoo je vrijheid te verkoopen?
Wat zie je er toch, den ganschen nacht?
En waarmee wordt hij doorgebragt
Een soort van heerenvoor en na
Gesproten uit groot MofFrica,
Die daar met uitgezette longen,
Wat schreeuwen; bij de vreemdste sprongen,
Met dames van denzelfden aard,
Op maatgeluid; geen oortje waard.
Voorheen was 't echter beter kring;
Toen ik er met een dame ging,
't Was toen voor ieder strijk en zet.
Een gulden elk entré billet
Maar sints zij 't zoo zijn af gaan slaan,
Blijft, wat fatsoen heefter van daan
Zoo ziet men vaak meer goede dingen,
Door mode en tijdgeest stout verdringen.
De meeste vreugde was op straat;
En dat gaat dikwerf ook niet kwaad;
Maar oik kan er nog van beven
Als ik herdenk dat vreeslijk leven.
Dat op de straat 's nachts werd gehoord
En menig gruwzaam heeft verstoord,
Die 't voorregt hadvan daar te wonen
Waar 't kermisvolk hun krachten toonen,