Ten minste, ik met mijn gezin.
Wij sliepen, naauwlijks weder in,
Of, wakker weermet angst en schrik
Want bijna ieder oogcnblik
Trok troep aan troep voorbij mijn huis
Al schreeuwende met groot gedruisch,
Dat Hupsalieddat puik der zangen
Vaak, door „Jean tout le jour" vervangen.
Enwat die kermispret vermag
Dat tuigt de laatste Zaturdag;
De dolheiddie dan wordt begaan
Door schreeuwenzwelgen springenslaan
Dat grenst aan helsche razernij
Of, wat barbaarsch of heidenseh zij.
Ja't geen nog meerder waar te noemen
Doch 'k nu maar liever wil verbloemen
Misschien komt door dat kermisgaan
Het hinkend paard nog achteraan.
Men kon des Zondags in de kerken
Helaas 1 den invloed ook goed merken
De plaatsen waren half bezet
Door al die nachtelijke pret;
En 's middags zat van 't vreugde rapen
De halve schaar gerust te slapen
„o Tijden, tijden! zeden, zeden!"
Zoo klaagt de wijsheid; en met reden.
7