Ten minste, ik met mijn gezin. Wij sliepen, naauwlijks weder in, Of, wakker weermet angst en schrik Want bijna ieder oogcnblik Trok troep aan troep voorbij mijn huis Al schreeuwende met groot gedruisch, Dat Hupsalieddat puik der zangen Vaak, door „Jean tout le jour" vervangen. Enwat die kermispret vermag Dat tuigt de laatste Zaturdag; De dolheiddie dan wordt begaan Door schreeuwenzwelgen springenslaan Dat grenst aan helsche razernij Of, wat barbaarsch of heidenseh zij. Ja't geen nog meerder waar te noemen Doch 'k nu maar liever wil verbloemen Misschien komt door dat kermisgaan Het hinkend paard nog achteraan. Men kon des Zondags in de kerken Helaas 1 den invloed ook goed merken De plaatsen waren half bezet Door al die nachtelijke pret; En 's middags zat van 't vreugde rapen De halve schaar gerust te slapen „o Tijden, tijden! zeden, zeden!" Zoo klaagt de wijsheid; en met reden. 7

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1851 | | pagina 137