fin wie de schoen past trckk' hem aan-,
Want moog'lijk heeft hij 't reeds geraan,
Wat ik bedoeldoch liefst niet uit
Denk slechts aan 't Nicotiaansche kruid (1)
Ziedaar, van 't geen ik hoorde of zag,
Zoo ik niet dwaal een kort verslag
Het toont ons meen ik zonneklaar.
Dat, dit bezongen kermisjaar,
fin dat voor deze nijvre stad
Al weinig te beteeknen had.
fin zoo men mij de wagt eens gal',
Ik schafte heel de kermis af;
Wantals men alles wat geschiedt
Maar half naauwlettend overziet,
Dan zal 't de menscheid meer verneren.
Dan hare waarde en roem vermeeron.
Niet, dat ik andrer vreugd benijd;
Maar in deez' hoog verlichten tijd
Nu zooveel goeds wordt voortgebragt
Moet ook iets beters uitgedacht,
Om 't groot publiek wat te amuseren
En dat het minder zal ontëeren.
Welaan dan! aller doel zij ee'n:
't Geluk en 't nut van 't Algemeen.
p. s ANDEKS.
(I) Daartoe, baldadige! behoort de Tabak.