59
Wel klap 1 wij hebben wat beleefd
Wat heb ik 's winters niet gebeefd,
Door hagel, sneeuw of koude;
Maar ook mijn klap! waart gij er bij,
Als ik in 't zomerj aargetij
Met vreugd de lucht aanschouwde.
Ook waart go er bij, als men een pand
Door vlam en vuur zag overmand,
Dan moest uw nut eerst strekken,
Om door uw vreesselijk geraas,
Verschillend ook op welk een plaats,
De menschen op te wekken.
Wat hielden wij door uw geklap,
Den dief soms van een' kwaden stap,
Die 't dan niet durfde wagen:
Maar vreesde voor den klepperman
En daardoor weer tot inkeer kwam,
Voor 't misdrijf moest versagen.
Niet waar mijn klapgij waart er bij
Als men van d' een naar d and re zij
Den dronkaard zag laveren
Wij deden dan door dwang of raad,
Den man verwijd'ren van de straat
En hem naar huis toe koeren.