26 Daar vindt de schepeling de kusten, Waarheen hij 't oog al hopend rigt; Daar vindt de pelgrim 't eind' van 't zwerven, En zal er vriend noch maagschap derven Daar vindt de held zijn heerlijk loon In de onverwelkbre laauwerkroon. Komttogtgenooten over baren En ongebaande wegen heen Komt, midden door de doodsgevaren Het pad van eer en deugd betreen. Eens slaakt de mond geen' zucht of klagt; Het licht vervangt den eeuwgen nacht 1" P. 3. V. DVSSEAU. G\<-vO

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1852 | | pagina 102