30 Een uurBegin van 't leven Iloe plegtighoe verheven Begin van al wat is In diepe duisternis, Voorspelt gij mij den morgen En wekt mij hoop in zorgen; Maar ach, zij is zoo schraal, Als 't stofje op de schaal! Lang moet de nacht nog duren. Hoe slepend gaan toch -de uren Als men op uitkomst wacht, En, Tijd! o welk een kracht, Een kracht niet te beteuflen, O 7 Bezit gij in uw vleuglen Vloog niet mijn jeugd als stoom Voorbij, en was 't geen droom? Een twee! Ik sliep daar even. Verbeelding geeft toch leven Ik was daar in mijn droom, In lommer van een boom En 'k weet niet wat 'k aanschouwde Maar ziet 1 men nam mijoude Als zuigling in den arm En ik was aanstonds warm.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1852 | | pagina 106